11 jaar was Ahmed toen hij naar Turkije vluchtte. Nu, vier jaar later, heeft hij nog altijd één grote wens: teruggaan naar de goede oude tijd in Aleppo (Syrië) en weer naar school gaan.
De oorlog gooide Ahmeds leven ondersteboven. Er was amper water en elektriciteit, en het was onmogelijk om nog naar school te gaan. Na een paar jaar vluchtte hij dan ook naar Turkije, waar hij verblijft in de buurt van Ankara.
“Toen ik naar Turkije kwam, was ik vooral heel gelukkig,” zegt Ahmed. “Er werd niet gevochten, er vlogen geen gevechtsvliegtuigen door de lucht en er waren geen oorlogsgeluiden. Maar ik was ook eenzaam en had geen vrienden.”
Taal maakt een wereld van verschil
Daar kwam snel verandering in toen hij vrijwilliger werd bij de Turkse Rode Halve Maan. Hij helpt bij de kinderzone van een centrum dat wordt ondersteund door de EU. “Ik vind het geweldig om tijd met kinderen door te brengen en ze nieuwe dingen te leren. Als het ze dan lukt om iets te tekenen of knippen is dat fantastisch.”
Door het vrijwilligerswerk leerde hij andere Syriërs maar ook Turken kennen. “Ik kan nu zelf ook aardig Turks en dat maakt een wereld van verschil. Ik kan zelf naar de winkel en als er iemand aanklopt kan ik een normaal gesprek voeren.”
“Ik zou het moeilijk vinden om hier weer weg te gaan en zou mijn vrienden en het werk hier echt missen. Maar als de oorlog voorbij is, wil ik het liefst terug naar Syrië. Misschien zou ik zelfs weer naar school kunnen gaan.”