Wie het terrein van het voormalige zorghotel voor veteranen in Doorn oploopt, ziet tussen de bomen door een Oekraïense vlag prijken. De locatie deed jarenlang dienst als verpleeghuis voor dienstslachtoffers en oud-militairen. Nu vinden ruim honderd mensen die gevlucht zijn er onderdak en hoor je vrolijke Oekraïense kinderstemmen door de gangen klinken. De gemoedelijke sfeer in het centrum verhult de moeilijke positie waar Oekraïense mensen die gevlucht zijn in zitten, zegt woonbegeleider Sanja Uzelac: “De meeste Oekraïners dachten dat ze binnen een jaar zouden terugkeren.”
Door: Anniek Groothuis, vrijwillig reporter Gooi & Utrecht
We ontmoeten Sanja op een zonnige herfstdag en wachten totdat haar gesprek met een jonge Oekraïense man is afgerond. De twee spreken Russisch, een ogenschijnlijk verrassende taalkeuze. Maar dat is het niet, verduidelijkt Sanja: “Veel Oekraïners spreken gebrekkig Engels maar kunnen vloeiend Russisch. Zelf leerde ik Russisch tijdens een uitwisselingsprogramma voor mijn studie, een taal die ik nooit meer had gedacht te gebruiken. Dat veranderde toen ik Oekraïense mensen die gevlucht zijn ging begeleiden.”
Het begint met taal
Niet alle bewoners in de opvang waarderen het gebruik van het Russisch. “Natuurlijk begrijp ik dat. Sommige mensen willen die taal uit protest nooit meer spreken. Voor anderen is het gewoon de taal die ze thuis gebruikten.”
Een van de redenen waarom het Rode Kruis woonbegeleiders inschakelt voor het ondersteunen van Oekraïense ontheemden, is dat zij geen andere vreemde taal beheersen, zoals Engels. Dat maakt integreren in een nieuwe samenleving lastig, zegt Sanja: “Oekraïners lopen vast in aanvragen voor medische zorg, toeslagen of kinderopvang. Ook weten ze vaak niet wat er mogelijk is, bijvoorbeeld omdat ze in hun thuisland geen zorgverzekering hadden.”
Sanja helpt de gevluchte Oekraïners daarom op weg in hun zoektocht naar taalles, betaald werk, psychologische zorg of juridische informatie. Dat gaat verder dan flyers meegeven of een DigiD aanvragen. “Mijn doel is dat mensen zelfredzaam worden. Ik geef informatie over wetgeving en procedures zodat mensen zelf kunnen bepalen welke hulp zij nodig hebben. En het daarna zelf kunnen regelen.”
Hoop op terugkeer neemt af
Sinds twee jaar werkt Sanja met Oekraïeners op de locatie in Doorn, maar de ervaren consulente begeleidt al langer mensen die gevlucht zijn van verschillende nationaliteiten. Ze wijst erop dat Oekraïners vaak moeilijker integreren dan andere mensen die gevlucht zijn. “Veel Oekraïners kwamen naar Nederland met het idee dat ze hier maar kort zouden blijven. Is het dan nodig om de taal te leren?”
Inmiddels hebben de Oekraïners een sterkere wens om aan te sluiten bij de Nederlandse samenleving, zegt Sanja: “Het besef daalt in dat zij hun leven hier moeten opbouwen. Het Rode Kruis helpt daarbij.”
Geen verhaal is hetzelfde
Hoewel de opvanglocatie in Doorn als hoopvol omschreven kan worden, is de situatie voor mensen die uit Oekraïne gevlucht zijn lastiger dan velen zich realiseren. Veel bewoners kampen met depressie, angstklachten of posttraumatische stress en zijn somber over de toekomst.
En geen verhaal is hetzelfde, verklaart Sanja. “Er wonen hier vrouwen van wie de echtgenoot of volwassen zonen in het leger vechten. Families wier hoop op terugkeer is weggevaagd toen hun huis platgebombardeerd werd. Een tiener die zonder ouders of verzorger naar Nederland vluchtte. Maar ook Oekraïense militairen die hier revalideren.”
Hoewel het makkelijk kan zijn om de moed te verliezen, bewijzen de bewoners in Doorn het tegendeel. Sanja: “De kracht en mentaliteit van Oekraïners heeft me verrast. Ze blijven energie vinden om hun leven voort te zetten. Dat ik daaraan kan bijdragen, doet me goed.”
Van evacuatie tot woonhulp
Het Rode Kruis betekent veel voor de Oekraïense mensen die gevlucht zijn, sluit Sanja af: “Het is de organisatie die mensen uit conflictgebieden evacueert en in veiligheid brengt, maar ook het eerste aanspreekpunt voor mensen die met de trein in Utrecht aankomen. En op locaties zoals hier, in Doorn, maken we mensen wegwijs in de samenleving. De bewoners zijn daar dankbaar voor, al hoeft dat van mij niet. Dit gaat om medemenselijkheid.”