“Ik weet niet of we dit gaan overleven.” Als hulpverleners doelwit worden.
Het is midden in de nacht op een compound in de Centraal-Afrikaanse Republiek. Hulpverlener Ans Groen ligt te slapen als buiten opeens geschreeuw klinkt. Gewapende overvallers rennen langs het raam, op zoek naar waardevolle spullen.

Ans Groen op een latere missie in Zuid-Soedan. (© ICRC – Mari Aftret Mortvedt)
Het is najaar 2014 en Ans is op dat moment een klein jaar aan het werk in een ziekenhuis. Ze coördineert het programma, regelt de bevoorrading en zorgt dat de boel kan blijven draaien. Samen met lokale en internationale collega’s werkt en leeft ze op een Rode Kruis-compound: een ommuurd complex met een kantoor en wat andere gebouwen.
In de CAR is een gewapend conflict gaande, maar daar maken Ans en de andere hulpverleners zich niet al te veel zorgen over. “Waar wij zaten werd toen weinig gevochten,” zegt Ans.
“De wijdverbreide armoede was een groter gevaar. Daardoor kozen meer inwoners van het land voor het criminele pad.” Een paar maanden eerder moest de directeur van het kantoor nog een flink bedrag afgeven aan een paar overvallers om haar leven te redden.
Overval
Die nacht in het najaar van 2014 heeft een groep gewapende mannen het op de compound gemunt. “Ze dreigden en schreeuwden dat de directeur van het kantoor naar buiten moest komen,” herinnert Ans zich. “Maar ze deden zo agressief dat we ons allemaal stil hielden.” Een bewaker, die zelf geen vuurwapen heeft, wordt door de mannen overmeesterd en geschopt.
Bijna alle hulpverleners zijn die nacht in hetzelfde gebouw. Alleen Ans slaapt ergens anders op de compound. “Mensen sloten zich op in hun kamer en bleven weg bij de ramen. De directeur vertelde later dat ze onder haar bed was gaan liggen,” vertelt Ans.
Een stevig traliehek voor de deur van het gebouw redt mogelijk hun levens: “De overvallers zaten te duwen en trekken aan dat hek, maar kregen het gelukkig niet open.”
“Mijn deur gaat ze niet tegenhouden”
Ans ligt ondertussen in haar eentje in een kamertje van een ander gebouw, dat geen hek voor de deur heeft. “Ik kon die overvallers zien lopen en zag ook dat ze vuurwapens bij zich hadden. Op zo’n moment denk je wel: ‘mijn deur gaat ze niet tegenhouden. Ik weet niet of we dit gaan overleven.’”
“Maar tegelijk kon ik nog redelijk nuchter nadenken en bedenken dat ik maar wat kleren moest aantrekken voor het geval er iets gebeurde,” lacht ze.
Wonder boven wonder merken de overvallers Ans niet op. Uiteindelijk lukt het de hulpverleners om de lokale autoriteiten in te seinen, waardoor de gewapende mannen op de vlucht slaan.
“Dit is een land waar wapens zijn”
“In de dagen daarna hebben we het er veel met elkaar over gehad en besproken hoe iedereen op zo’n situatie reageert,” zegt Ans. “Het was heel fijn om het zo met elkaar te kunnen verwerken.”
De overval was geen reden voor Ans om met haar werk te stoppen. “Dat heb ik eigenlijk nooit overwogen. Je weet, als je daar gaat werken: dit is een land waar veel wapens zijn en er kunnen incidenten plaatsvinden. Maar laten we wel wezen: in Nederland kun je ook op de verkeerde tijd op de verkeerde plek zijn.”
In augustus dit jaar gaat Ans terug naar de CAR.