Amsterdam-Amstelland
Word vrijwilliger Doneer

In gesprek met: Bob – al 38 jaar vrijwilliger bij het Rode Kruis 

Geplaatst op 09 april 2024

Bij het Rode Kruis in Amsterdam-Amstelland zetten 520 vrijwilligers zich in voor mensen in nood. Sommige vrijwilligers zijn al tientallen jaren betrokken bij het Rode Kruis en verzetten bergen met werk. Een van hen is Bob, logistiek coördinator, en al sinds 1987 vrijwilliger. We spraken Bob over zijn vrijwilligerswerk en zijn motivatie om zich op zijn 85ste (!) nog altijd wekelijks in te zetten voor het Rode Kruis. Bob werkte voor zijn pensioen als chauffeur. Eerst zo’n 20 à 25 jaar op de vrachtwagen bij nationale en internationale transporten, daarna als stadschauffeur in Amsterdam en buschauffeur bij het streekvervoer op de lijndienst tussen Amsterdam-Noord en Wormer.  

Op de foto: Bob (links) en Herman (rechts)

In 1987 ben je begonnen bij het Rode Kruis. Hoe kwam je op het idee om vrijwilligerswerk te gaan doen? 

“Ik heb heel veel aan sport gedaan. Dat was in eerste instantie voetbal. Vroeger was de mentaliteit onder de spelers soms net zo rot als nu,” zegt hij hard lachend. “Ik besloot scheidsrechter te worden, volgde een cursus en heb dat een jaar of tien gedaan. Daar op het veld heb ik mijn eerste reanimatie meegemaakt. Als ik het me goed herinner was het op het sportveld van Voorland op de Middenweg in Amsterdam, waar Ajax toen nog trainde. Tijdens de wedstrijd was een oudere man onwel geworden. Iedereen begon te schreeuwen ‘wat moeten we doen?’. Dus ik zei ‘bel in ieder geval de ambulance’. Toen ben ik samen met een andere omstander gewoon begonnen met reanimeren. Ik had geen EHBO-cursus gevolgd maar had wel in boekjes gelezen wat je zo ongeveer moest doen. Niets doen is geen optie. Precies toen de ambulance kwam aanrijden, begon de man weer te hoesten en te proesten. Het was gewoon gelukt. 

Dat is altijd mijn standpunt gebleven: Nee bestaat niet, je kan het altijd proberen. Als je er geen verstand van hebt, kun je altijd kijken of je er iets aan kan doen. Zeg nooit ergens nee tegen, dat heb ik nog nooit gedaan. Het moet kunnen! En als het toch niet kan, proberen we het op een andere manier!” 

En toen ben je bij het Rode Kruis terechtgekomen? 

“Ik had het gevoel dat dit nog wel eens vaker kon gebeuren op de voetbalvelden. Dus leek het mij een goed idee om een EHBO-cursus te volgen. Ik heb me aangemeld bij het Rode Kruis voor een cursus en werd vrijwilliger. 

Ik begon als coördinator vervoer. Vanuit die rol regelde ik het vervoer voor inzetten en andere projecten. Ik verzorgde de planning van de chauffeurs en bijrijders en werkte samen met de technische monteur die de voertuigen onderhield. In die tijd startte je als vrijwilliger niet alleen met het behalen van je EHBO-diploma maar liep je ook een week of twee stage in een verpleeghuis of ziekenhuis. Je hielp bijvoorbeeld in de keuken, bij het geven van eten en bij de verzorging van mensen. We hielpen mensen uit hun bed en tilden ze op een stoel naast het bed, want toen was het allemaal nog niet zo uitgebreid qua technische ondersteuning. Ook moesten we de mensen wassen en aankleden. Het was een goeie manier om te leren met kwetsbare mensen om te gaan. Aan het eind kreeg ik een hele mooie bos bloemen.” 

Je doet nu al bijna 40 jaar vrijwilligerswerk voor het Rode Kruis. Hoe komt het dat je het al die jaren bent blijven doen? 

“Ik heb in mijn jonge jaren de tweede wereldoorlog meegemaakt. Vooral de hongerwinter was een slechte tijd. Ik heb persoonlijk gevoeld hoe zwaar het is om niets te hebben. Niemand had geld, niemand had spullen. Maar áls iemand wel wat had, dan werd dat áltijd verdeeld met de mensen in de buurt. Dat vormt je voor de rest van je leven. Het was nooit zo van ‘eerst mijn eigen kassie vullen en dan de rest’. Dat deed je gewoon niet. Je gaf altijd eerst aan anderen die het nodig hadden. Wat er over bleef, dat had je zelf.  

Mijn ouders zijn pal na de oorlog gescheiden. Vanaf dat moment waren we met z’n drietje: mijn moeder, zus en ik. Mijn moeder moest gaan werken om paar centjes te verdienen om te kunnen eten. Tegen de Kerst zei mijn moeder dat we het met een snee droog brood moesten doen, want er was geen geld meer voor de rest. Op Eerste Kerstdag zaten we naar de radio te luisteren naar zo’n Kerstprogramma. Ze hadden ze het over Kalkoenen, gebraden kippen en noem maar op. Daar moesten we het mee doen. Ineens werd er heel hard op de deur gebonsd. Mijn moeder was bezig en vroeg of ik open kon doen. Ik opende de deur en zag een doos, zó groot. Ik was toen nog een klein kereltje, ik kon er amper overheen kijken. Ik moest mijn moeder erbij halen, want ik kreeg hem in mijn eentje niet naar binnen. Nou, je wil niet weten wat daar allemaal in zat. We hebben er met Kerst tot aan Oud & Nieuw van kunnen eten. Alles zat erin. Het waren buren geweest. Ze hadden door dat het niet zo goed met ons ging en hebben gezamenlijk gespaard om deze doos voor ons te vullen. Ook de winkeliers waren in die tijd heel sociaal. De slager, visboer, groenteboer en kruidenier, ze hielden allemaal de buurtbewoners in de gaten en hielpen als het even minder ging.” 

Ik kan me voorstellen dat het je vormt. 

“Een ander komt je eten brengen, omdat je honger hebt. Dat verandert je gegarandeerd. Het heeft in ieder geval op mij een enorme impact gehad. Daar heb ik altijd wel op doorgeborduurd. Ik heb daarna nooit, en ook echt nooit meer gezegd: sodemieter maar op want jij verdient geen hulp. Als ik iemand zie die bedelt op straat en ik heb een euro op zak, dan geef ik hem die euro.  

Wij hadden zo’n 15 jaar geleden ook een voedselproject voor dak- en thuislozen in Amsterdam. We hadden toen een bus die was ingericht als keuken. Het eten kregen we van een restaurant. Zo stonden we op verschillende plekken in de stad. Voor 0,40 cent konden de mensen een maaltijd krijgen. In de bus maakten we een babbeltje. Dan zaten ze te eten en gingen wij er even bij zitten. Nou, dan hoor je waardoor ze in deze situatie zijn beland. Er is altijd een reden. Maar ze zijn allemaal verschillend. Toen meer hulporganisaties iets voor dak- en thuislozen gingen doen, zijn we daarmee gestopt. Maar ik zal het nooit vergeten. Ik heb geleerd om niet te oordelen over iemands situatie. Je weet nooit hoe iemand daarin is terechtgekomen.  

Dus als je eens iemand op straat ziet zitten, praat eens met die persoon. Vraag eens hoe het gaat. Dan krijg je vanzelf een verhaal te horen en dan ga je er anders over denken. Je kan niet iedereen over één kam scheren.  

Alles wat wij toen hebben meegemaakt zie je nu weer terug bij de mensen die nu aan de grond zitten. De mensen die landen ontvluchten omdat het daar oorlog is, waar het niet veilig is en waar ook geen eten meer is. Kijk naar Oekraïne, naar Libië, naar Israël en Gaza. Ik herken situaties uit de oorlog die ik zelf heb meegemaakt. Heftige dingen die gebeuren in de wijk, in de straat of met je familie. Mijn vader die gewond raakte. Ik weet nog hoe moeilijk het was om in bezet gebied een arts te vinden die hem kon helpen. Daar is wel een zaadje gepland voor mijn werk bij het Rode Kruis.”  

Zie je Bob, dan zie je Herman. Zie je Herman, dan zie je Bob. Jullie werken al 37 jaar samen en gaan nog wekelijks voor het Rode Kruis op pad. Hoe is dat zo gekomen? 

“Al een paar dagen nadat ik bij het Rode Kruis was begonnen, liep Herman binnen. Dat is dus bijna 40 jaar geleden. Ik was net begonnen als coördinator vervoer en Herman wilde ook wel iets doen. Hij begon als mijn assistent. Dat werkte goed totdat ik een ongeluk had gehad en een tijd niet kon lopen. Toen hebben we de rollen omgedraaid: Herman werd hoofd vervoer en ik zijn assistent. Ik heb een hele tijd op een camping in Soest gezeten om aan te sterken. Herman kwam elke week trouw langs zodat ik mijn vrijwilligerswerk kon voortzetten. Dan dronk hij gezellig een kop koffie en gaf mij de vervoerspapieren van de geplande ritten die ik invulde en ondertekende. De ingevulde papieren nam Herman weer mee terug naar Amsterdam. Dat hebben we zo’n 2 à 3 jaar gedaan. Herman kwam elke week langs. Doordat we wilden samenwerken en dat al die tijd hebben gedaan, werd de band tussen Herman en mij alleen maar sterker.  

We komen daarnaast beiden uit de vervoerswereld. Ik zat in de goederenexpeditie, Herman in de gasflessen. We spreken dezelfde taal, we snappen elkaar. We hebben beiden onderweg veel meegemaakt en hebben ook lopen sjouwen met spullen. Als er iets moet gebeuren dan doen we dat gewoon. Op welke manier we het oplossen zien we wel.  

Met Herman heb ik veel cursussen gedaan, de EHBO-cursussen maar ook de opleiding achteruitrijden met aanhanger. Toen wij dat hadden geleerd, vonden we dat de andere vrijwilligers van het vervoer dat ook moesten leren. We hebben twee jaar lang elke zaterdag op de Westhaven in Amsterdam geoefend met collega-vrijwilligers om achteruit te kunnen rijden met een aanhanger. Dat was ook hartstikke leuk. 

We hebben Oekraïense vluchtelingen naar de opvang gebracht. Van het Station naar de Rai en Duivendrecht. Dan spreek je niet dezelfde taal maar met handen en voeten kom je een heel eind. Ze moeten gewoon weten dat je ze begrijpt. 

Samen hebben we ook alle grote evenementen van het Rode Kruis gedaan. Echt alles! Sail Amsterdam, de Marathon en Koningsdag. We hebben ook heel wat jaren het vervoer geleid van de Nijmeegse Vierdaagse. Dat deden we met twee andere collega’s erbij. Dat is een klus die je alleen moet doen als je hart er ligt. Nou, en die lag er! We waren er van zaterdag tot zaterdag en hebben in die week precies 36 uur geslapen. We waren continu bezig. We werkten hard maar maakten er ook een feestje van. Ik maakte ’s avonds laat de spullen klaar voor de volgende dag, papieren voor de standplaatsen, de ploegindelingen etc. Dan konden de chauffeurs ’s morgens vroeg zo weer vertrekken. Ze reden allemaal strak op schema, zodat er ook tijd was om fatsoenlijk te eten. Wij aten achteraf, als het werk gedaan was. We brachten de spullen voor de posten weg en de mensen zelf die de posten moesten bemannen. Ze begonnen al om 5 uur te lopen, dus dan moesten de posten wel staan.” 

Hoe beschrijf jij het Rode Kruis? 

“Het Rode Kruis is zonder meer altijd ter plekke als er echt hulp nodig is. Of het nou een ramp is, er gewonden zijn of er een trein is ontspoord. We zorgen voor mensen, daarvoor zit je tenslotte bij het Rode Kruis. We zijn in de loop der jaren ook steeds professioneler geworden. Je moet overal op voorbereid zijn, je moet de juiste materialen hebben. Je doet nooit tevergeefs een beroep op het Rode Kruis. Als er iets gebeurt, dan heb je wat aan het Rode Kruis. 

Iedereen kan z’n steentje bijdragen. Dat kan op heel veel manieren, met heel veel werkzaamheden. Je bent een kleine radar in het grote geheel. Als dat kleine radartje er niet is, dan loopt het niet. Iedereen is daarin gelijk en iedereen is daarin belangrijk. Of je de administratie doet, het vervoer regelt, docent EHBO of hulpverlener bent. Iedereen heeft z’n plekkie binnen de organisatie en iedereen draagt iets bij.” 

Welke inzetten zijn je het meest zijn bijgebleven?  

“Er zijn altijd dingen die je bij blijven. Maar wat mij het meest is bijgebleven zijn de inzetten waar kinderen bij betrokken waren. Een kind dat op de een of andere manier iets overkomt, dat grijpt mij het meest aan. Als er een ongeluk gebeurt, zoals de Bijlmerramp, waar kinderen bij betrokken waren, daar ga je helemaal kapot aan.  

Een kind is een kind. Een kind kan zich niet meteen uiten. Je moet het proberen te begrijpen. Bij grote rampen werken we samen met de GHOR (de geneeskundige hulpverlening in de regio), waaronder de GGD Amsterdam. Zij kijken ook altijd eerst of er ergens kinderen gewond zijn. Zo hoort het ook en zo heb ik het ook altijd gedaan: eerst helpt je de kinderen! 

Ik heb zes mensen gereanimeerd. Van de zes hebben vier het overleefd. De reanimatie op het voetbalveld was de eerste. Daarna waren de reanimaties allemaal in Rode Kruis verband. Zoals bij een bloedheet evenement waarbij iemand bezweek.  

Je kan het reanimeren gewoon leren maar ook als je het niet hebt geleerd: kom gewoon in actie! Als je als vreemde langs de kant staat en je ziet dat het echt niet goed gaat, doe iets. Al zou je maar op de borst kloppen zodat het hart een oplazer krijgt. En wacht niet te lang, je moet gewoon beginnen.” 

Meest recente berichten