Word vrijwilliger Doneer

Coronavirus zorghotel: ‘Mensen willen een beetje opgebeurd worden’

Geplaatst op 09 april 2020

Zorg verlenen aan coronapatiënten kan best spannend zijn. Rode Kruis-verslaggever Jessica van Spengen bezocht het zorghotel in Roermond om te zien hoe de vrijwilligers omgaan met die belangrijke maar spannende taak.

‘Wilt u een kopje koffie of een kopje thee?’ Rode Kruis-vrijwilliger Patrick stapt vrolijk de kamer binnen waar twee dames op leeftijd liggen. Als je de entourage van een hotelkamer wegdenkt dan lijkt het alsof we hier in een ziekenhuis zijn. Met nog wel een verschil: de vrijwilligers, artsen en verpleegkundigen lopen hier niet in witte kleding. Ze dragen gele, gaasachtige jassen. Ook hebben ze een mondkapje op, dragen een beschermbril en een haarnetje. Ik ben in de rode zone van het zorghotel in Roermond. En ook ik ben volledig gehuld in beschermende kleding.

Iedereen is volledig gehuld in beschermende kleding.

Te ziek voor thuis

Ingang coronacentrum Roermond

Theaterhotel de Oranjerie is gesloten voor gasten. De achteruitgang wordt nu als toegangsdeur gebruikt. Als we binnenkomen loopt de Rode Kruis-medewerker voor ons uit. Ze wijst ons meerdere malen op de 1,5 meter afstand die we ook tijdens het lopen door de gangen moeten aanhouden. We komen langs een keukenblok, waar we onze handen wassen en desinfecteren. Daarna komen we in een grote ruimte die met open trappen is verbonden met de benedenverdieping. Het is de ontvangsthal van het hotel. Daar staan normaal gesproken de koffers van gasten en daar checken mensen in. Maar nu is het er leeg. De deuren van het hotel zijn dicht. Ze gaan de komende weken alleen open voor corona-patiënten. Hier komen mensen te liggen die al in het ziekenhuis hebben gelegen en aan de beterende hand zijn. Anderen zijn ziek en kunnen niet thuis verzorgd worden en liggen daarom hier.

Onherkenbaar

De dokter doet samen met een co-assistent en verpleegkundige een ronde.

Rode Kruis-vrijwilliger Patrick van Ingen staat te wachten achter een roodwit lint in een deel van het hotel dat is afgezet. Ik heb zojuist met hem gepraat in de ontvangstruimte, maar ik herken hem niet meer nu hij zijn beschermende kleding aan heeft. Op het lint hangt een bordje: Let op, ingang rode zone. De fotograaf en ik hebben allebei ook zo’n beschermend pak aan. Patrick neemt ons met de lift mee naar boven.

We komen uit op een van de gangen van het hotel. De deuren die normaal voor het personeel dienen en waar ‘dienst’ op staat, zijn afgezet met het lint. Bij alle kamerdeuren staan blauwe prullenbakken met gele deksels, speciaal voor medisch afval.

De dokter doet samen met een co-assistent en verpleegkundige een ronde. Ze gaan net als in het ziekenhuis langs de bedden om met de patiënten door te nemen hoe ze ervoor staan. De verpleegkundige neemt hier en daar de temperatuur op, meet de bloeddruk en de artsen maken aantekeningen.

‘Ik was bang dat ik het niet zou halen’

Het zijn vooral ouderen die hier liggen, vertelt Patrick als hij de kamer binnenwandelt van de twee dames. Die zitten rechtop in bed. Hij vraagt of ze koffie of thee willen. De dames kijken er al niet meer van op dat er een grote man in een geel pak met een soort van hoofdmasker de kamer in komt. De een zit te bellen met familie. De ander, een dame van in de 70, ligt wat onderuit. ‘Die corona zorgt voor een hoop ellende’, zegt ze. Ze is er flink ziek van geweest. Vooral de ademhaling was een probleem. En ze was heel bang, dat ze het niet zou halen.

‘Mensen zijn inderdaad bang’, merkt ook Patrick. ‘Dat komt door de verhalen die ze lezen en zien op tv, vanuit de hele wereld.’ Daarom is het volgens hem belangrijk dat de vrijwilligers van het Rode Kruis er zijn. Ze nemen veel zorgtaken weg bij het verplegend personeel. Ze delen de maaltijden uit. Maar ze zijn er ook als mensen een praatje willen maken.

Joke en Jan

Joke en Jan

Mevrouw en meneer Blom, staat er op een andere deur. Joke en Jan. Ze zijn begin zestig en liggen samen op een kamer. Jan was gevallen, ging naar het ziekenhuis en daar werd ontdekt dat hij corona had. Hij mocht wel naar huis, maar daar bleek al snel dat ook zijn vrouw besmet was. ‘Samen zijn we aan het modderen gegaan.’ Jan was totaal uitgeput door de corona. ‘Ik had ademtekort, geen energie. Naar het toilet gaan lukte met hulp van mijn vrouw, maar het voelde als topsport.’ Totdat het niet meer ging en ze hier in het zorghotel werden opgenomen. Dat het ‘maar een griepje is’ dat is volgens hem onzin. ‘Ik kan iedereen aanbevelen om de restricties die we opgelegd krijgen te volgen. Mijn grootste vijand gun ik dit niet.’ Ook hij was bang, maar is blij dat hij nu in goede handen is. Hij wordt emotioneel als hij over de verzorging praat die hij hier krijgt.

Als hij weer naar huis mag, wil hij zelf ook als vrijwilliger aan de slag om anderen te helpen.

Even een kaartje leggen

Terwijl in de dokterskamer een zuurstoffles voor een patiënt wordt gevuld, slepen de Rode Kruis-vrijwilligers met dekens. Die moeten naar boven, naar een andere gang. Er komen nieuwe patiënten aan, dus ook die kamers moeten gereed gemaakt worden.
Als ze weer beneden komen staat het eten klaar op een karretje. Dat brengen ze rond. Mevrouw en meneer Blom zijn net even uit bed gegaan om een kaartje te leggen, maar maken de tafel graag vrij voor de maaltijd. Bij andere, oudere patiënten, zetten de vrijwilligers een tafeltje over het bed zodat ze daar vanuit kunnen eten.

Loslaten lukt niet

De dienst van Patrick zit er bijna op. Inmiddels hebben andere vrijwilligers zich in een pak gehesen om het stokje over te nemen voor vanavond. Patrick gaat naar huis, maar het echt loslaten lukt hem niet zo goed. Hij woont maar een minuut hiervandaan, vertelt hij. En dat maakt het raar. ‘Ja, het is heel vreemd dat het onszelf nu raakt. Omdat we hier zelf wonen, kun je ook een bekende tegenkomen. Als Rode Kruis-vrijwilligers zijn we getraind om ingezet te worden bij een calamiteit, of een groot verkeersongeval. Maar zoiets als dit hadden we niet verwacht.’ Hij gaat zich weer opladen om morgen weer vrolijk aan de slag te gaan. Want dat is belangrijk zegt hij. ‘Mensen willen toch een beetje opgebeurd worden. Er mag geen familie op bezoek komen, en mensen hebben dus behoefte aan een luisterend oor. Daarom zijn wij er.’

Wil je meer weten over Corona?