Tientallen dodelijke slachtoffers en duizenden mensen die geen thuis meer hebben. Orkaan Dorian laat op de Bahama’s eens te meer zien hoe natuurgeweld de levens van mensen volledig overhoop haalt. “We moeten nu in actie komen om meer van dit leed in de toekomst te voorkomen,” zegt Maarten van Aalst bij zijn inaugurele rede aan de Universiteit Twente.
Van Aalst – ook directeur bij het Rode Kruis Klimaatcentrum – werd eerder dit jaar benoemd tot hoogleraar aan de nieuwe leerstoel Spatial Resilience for Disaster Risk Reduction aan de Universiteit Twente. Die leerstoel werd aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Margriet aangeboden door het Rode Kruis en de Universiteit Twente ter ere van haar 75e verjaardag.
Een leerstoel ‘spatial resilience for disaster risk reduction’… wat houdt dat in?
“Ik ga onderzoeken hoe we rampen kunnen voorkomen door de weerbaarheid van mensen te versterken. Vaak denken mensen dat natuurrampen, als gevolg van hevige regenval of een grote storm bijvoorbeeld, niet te voorkomen zijn. In werkelijkheid is de natuur maar een klein stukje van het probleem en maakt het vooral uit hoe mensen met die natuur omgaan.
Neem bijvoorbeeld steden die aan de monding van grote rivieren liggen. Van tijd tot tijd zal de waterstand in zulke rivieren omhoog gaan, bijvoorbeeld door extreme regenval of smeltende sneeuw.
Maar terwijl dit in Nederland zelden tot overstromingen leidt, kan het in ontwikkelingslanden grote schade en vele slachtoffers tot gevolg hebben. Deze leerstoel is erop gericht om uit te zoeken hoe dat komt en hoe we dat kunnen veranderen.”
Kijk je dan vooral naar dijken en dammen?
“Het gebrek aan dijken en watermanagement is één deel van het probleem. Maar er speelt nog meer. Heeft een stad bijvoorbeeld überhaupt in kaart in welke wijken het risico op overstromingen het grootst is? En zo ja, weten de bewoners van die wijken dat dan ook? Zijn er evacuatieplannen voor hen? Worden ze geholpen om hun huizen aan te passen?
Het niveau van voorbereiding verschilt sterk tussen landen, maar ook tussen verschillende bevolkingsgroepen binnen landen. Kijk voorbeeld naar de sloppenwijken in de razendsnel groeiende megasteden in ontwikkelingslanden. Arme mensen trekken naar de stad op zoek naar een baan en gaan dan wonen op de plekken waar nog ruimte is.
Vaak zijn die plekken nog leeg omdat ze kunnen overstromen. Mensen die er gaan wonen, hebben geen geld om stevige huizen te bouwen. En dan geeft het stadsbestuur ze vaak ook nog geen prioriteit.”
“Het gaat dus om complexe patronen die je in kaart moet hebben om oplossingen te kunnen zoeken. Eigenlijk is de vraag voortdurend waar we leven en hoe we daar leven. Met die kennis kunnen we met betrokkenen kijken naar oplossingen. Dát is waar we met deze leerstoel aan willen werken.”
Waarbij dijken en dammen dus niet altijd de oplossing zijn?
“We grijpen vaak snel naar drastische maatregelen die we van elders kennen en die meteen zichtbaar effect hebben, zoals dijken. Soms is een dijk inderdaad de beste oplossing, maar vaak zijn dat soort maatregelen te duur en houden hulporganisaties en betrokken bestuurders te weinig rekening met de negatieve bijeffecten.
Bovendien is het soms dweilen met de kraan open. Overstromingen van rivieren worden versterkt doordat bossen langs de rivier gekapt worden en daardoor geen water meer opnemen. Moeten we daar dan niet wat aan doen in plaats van dure dijken aan te leggen?”
Naast hoogleraar ben je directeur van het Rode Kruis Klimaatcentrum en coördinerend hoofdauteur bij het IPCC. Wat beweegt je om zo actief te zijn op deze onderwerpen?
“In de kern wil ik mijn steentje bijdragen aan een betere wereld. Klimaatverandering is één van de grootste uitdagingen waar we als wereld voor staan. De toenemende risico’s raken vooral de meest kwetsbare mensen. Het Rode Kruis helpt elke dag mensen die getroffen zijn door rampen. Maar noodhulp alleen is geen oplossing. We moeten slimmer zijn, anticiperen op risico’s en rampen voorkomen.
Het belang van preventie zie je nu ook op de Bahamas na orkaan Doriaan, of eerder dit jaar bij cycloon Idai in Mozambique. Het is indrukwekkend om te zien hoe onze collega’s daar mensen helpen na zo’n vreselijke ramp. Maar ook frustrerend hoeveel van dit lijden we hadden kunnen voorkomen.
We waren daar in Mozambique al wel mee bezig; cycloon Idai was voorspeld en op basis van die voorspelling was er vooraf geld om mensen te evacueren. Maar we moeten nog grote stappen zetten om écht op grote schaal en structureel verschil te maken.”
Als je genoeg geld en invloed had om per direct één preventieve maatregel wereldwijd door te voeren, welke zou dat dan zijn?
“Eentje maar? Dat is lastig, er is heel veel te doen! Maar mijn eerste prioriteit zou dan waarschuwingssystemen zijn. Er worden miljarden geïnvesteerd in satellieten en weermodellen. We kunnen stormen, overstromingen, hittegolven en allerlei andere weergerelateerde rampen dus steeds beter voorspellen.
Maar vaak bereiken die waarschuwingen de mensen die het hardst geraakt worden niet op tijd. Bovendien moeten die mensen een plan hebben dat ze op zo’n moment moeten uitvoeren, en ook geld om vooraf de juiste maatregelen te treffen. Het Rode Kruis en andere hulporganisaties zetten zulke waarschuwingssystemen op steeds meer plekken op, maar er is nog veel werk te verrichten.”
En als je ook een paar andere maatregelen mocht nemen?
“Dan zou ik in elk geval inzetten op de snelgroeiende steden in ontwikkelingslanden. Wereldwijd woont inmiddels 55% van de mensen in de stad en dat percentage loopt steeds verder op. Als we die snelgroeiende steden zo kunnen bouwen dat ze beter bestand zijn tegen de toenemende kans op extreem weer, kunnen we veel ellende voorkomen.
Het gaat trouwens niet alleen om veel regen. We haalden in 2006 in Nederland de top 5 van dodelijkste natuurrampen wereldwijd met een ramp die de meeste Nederlanders niet eens hebben opgemerkt. Er vielen toen duizend doden door de hitte. We hebben nu wel het Nationale Hitteplan en de sterftecijfers leken bij recente hittegolven lager te zijn. Toch overleden er tijdens de hittegolf van afgelopen juli weer 400 mensen meer dan normaal.
Overal ter wereld neemt het risico op hitte-gerelateerde slachtoffers razendsnel toe, maar bijna nergens krijgt het de prioriteit die het verdient. Terwijl we met hele simpele maatregelen letterlijk duizenden levens per jaar kunnen redden: op tijd waarschuwen, kwetsbare groepen zoals ouderen helpen, maar ook zorgen voor meer groen in de stad. Ook in ontwikkelingslanden.”
Is er ook een rol voor meer groen buiten de stad?
“Absoluut. We kunnen heel veel oplossingen vinden door terug te gaan naar de basis en te kijken welke oplossingen in de natuur verborgen zitten. Zo kunnen we ontbossing van rivierhellingen tegengaan om modderstromen te voorkomen.
Bomen zorgen namelijk dat de grond niet wegspoelt bij hevige regenval. En mangroven en koraalriffen in stand houden om de kust te beschermen. Die kunnen ook nog eens een bron van voedsel worden omdat ze vissen aantrekken.
En laten we niet vergeten; al dat werk om de weerbaarheid tegen rampen te vergroten, wordt vechten tegen de bierkaai als we niet snel de uitstoot van broeikasgassen terugdringen. We hebben een groot probleem en nog maar kort de tijd om het niet echt uit de hand te laten lopen.”
Het doel van de Prinses Margriet-Leerstoel is om de impact van rampenpreventie te ‘meten en verbeteren.’ Waarom is dit zo belangrijk?
“Het is voor hulporganisaties als het Rode Kruis nog steeds heel lastig om aandacht en geld te krijgen voor preventieve investeringen, omdat ze veel minder zichtbaar zijn dan noodhulp achteraf.
Daarvoor is bijvoorbeeld het Prinses Margriet Fonds opgezet, niet toevallig met dezelfde naam als deze leerstoel. Om preventieve maatregelen te ‘verkopen’ is het cruciaal dat we laten zien hoeveel het oplevert om wél vooraf te investeren.
Eigenlijk zouden we altijd analyses moeten doen als er ergens een ramp plaatsgevonden heeft. Bijvoorbeeld door een gebied dat voorbereid was te vergelijken met een gebied dat niet voorbereid was. Maar we kunnen ook vooraf inschatten wat het effect van preventieve maatregelen zou zijn. Dat doen we door modellen te gebruiken of scenario’s op basis van eerdere rampen.”
Je onderzoekt dus niet alleen vanuit Nederland vanachter je bureau?
“Zeker niet. De risico’s nemen overal toe, maar verreweg de meeste doden vallen in de armste landen. Daar stijgen de risico’s ook het hardst. Maar het onderzoek richt zich tot nu toe veel meer op rijkere landen. Die kloof moeten we dichten.
Dat vraagt om communicatie, ook van wetenschappers. We kunnen niet in een ivoren toren onze oplossingen verzinnen. We moeten een dialoog voeren, juist op de plekken die het hardst geraakt worden.”