Vlak voor de Duitse grens, net als je Roermond uitrijdt, kun je het zien liggen als je goed oplet: een voormalig hotel, verscholen achter een tankstation. Het gebouw oogt wat gedateerd, maar binnen heeft het een nieuwe bestemming gevonden. Het biedt onderdak aan honderd mensen van over de hele wereld. Voor de verdwaalde Duitse toeristen die hier soms nog weleens binnenwandelen op zoek naar een kamer, is het echter geen optie. Dit hotel is nu een toevluchtsoord voor mensen die hun thuisland zijn ontvlucht, op zoek naar een veilige haven. Hier lees je hoe een dag in deze opvanglocatie eruitziet.
De ochtend: een hartelijk ontvangst
Bij aankomst staat er een busje voor de deur. De hal is rumoerig en de sfeer opgetogen, want twaalf mensen hebben een langverwacht bericht ontvangen: ze mogen naar de gemeente om hun BSN-nummer op te halen. Achter een glazen deur staat een man met grijze haren. Hij glimlacht, blij voor zijn medebewoners, en zwaait naar hen. Als ze zijn vertrokken haalt hij zijn schouders op. “Ik wacht al twee jaar”, zegt hij.
Het hotel is geen luxe, maar er hangt een gemoedelijke sfeer. Bij de koffieautomaat staan Koen en Abdallah. Beiden werken ze voor het Rode Kruis in deze opvanglocatie. Ze laten hun kantoor zien: een kamer die uitkijkt op de tuin en waar de muur volhangt met tekeningen van jonge bewoners. “Dit is een plek van komen en gaan”, vertelt Abdallah. “Maar in de tussentijd doen we dingen samen, zoals sporten of bowlen. En mensen kunnen hun verhaal bij ons kwijt. Terwijl we praten leren bewoners ook aardig wat Nederlands.”
Lunchtijd: gedeelde verhalen
Om 12.00 uur stipt is het lunchtijd. In de eetkamer zit Aisha (49) met een broodje ei en een kopje thee. Ze woont hier nu ongeveer anderhalf jaar. “Ik ben elke dag ongerust”, vertelt ze. “Pas als ik mijn kinderen weer zie, ben ik gerustgesteld.” Aisha maakte helemaal alleen een levensgevaarlijke reis van Syrië naar Nederland. Over haar reis praat ze liever niet. “Mijn hoofd zit zo vol dat ik daar niet meer aan kan denken. Alsof mijn brein het me expres laat vergeten. Het enige dat ik weet is dat er oorlog was. Het was gevaarlijk, er vielen bommen en er was geen geld. Alles wat ik wil is een beter leven voor mijn kinderen, zodat zij hun dromen waar kunnen maken.”
Middag: een persoonlijke bezichtiging
Na de lunch zijn kamergenoten Abdulrahim (49) en Mohamed (56) zo vrij om hun kamer te laten zien. Abudlrahim vertelt over het moment dat hij in Nederland aankwam. “Pas toen voelde ik me een mens met rechten. Het was een onbeschrijfelijk gevoel.” Hij lacht in zichzelf. “Soms geloof ik niet dat ik hier ben.”
Abdulrahim heeft veel opgeofferd toen hij vluchtte. “De reis hier naartoe was ontzettend zwaar, het voelde alsof ik ten dode opgeschreven was. Je bent compleet afhankelijk van vreemden. Er was veel honger, veel angst, de reis leek oneindig. Het enige dat me op de been hield, was de hoop om mijn kinderen een beter leven te geven.”
In de hoek van de kamer staat een Koerdische gitaar, een Tamur. “Ik oefen veel”, vertelt Abdulrahim. “Zes jaar geleden ben ik begonnen, na een ongeluk waarbij ik mijn oog verloor. Muziek biedt afleiding en geeft me mentaal meer rust.” Ondertussen luistert kamergenoot Mohamed rustig mee. Hoe vinden ze het om kamergenoten te zijn? Ze knikken allebei vriendelijk. “Prima, niks te klagen. Hier zitten we allemaal in hetzelfde schuitje. Toch voelt het soms alsof wij de volwassenen van de groep zijn. We hebben meer levenservaring en kunnen jongere bewoners advies geven of een steuntje in de rug bieden.”
Namiddag: hopen en wachten
Rond 15.00 uur komen de kinderen terug van school. Ze spelen samen in de achtertuin van het hotel, dat overloopt in een bos. Deze plek en de bewoners bevinden zich, letterlijk en figuurlijk, aan de rand van de Nederlandse samenleving. Hier draait alles om wachten. Elke dag hopen bewoners op een antwoord, terwijl hun gedachten zijn bij geliefden van wie ze zijn gescheiden. Geduld is het allerbelangrijkste”, zegt Abdulrahim. Je moet jouw situatie niet vergelijken met dat van anderen. Het enige wat je kan doen, is je doel voor ogen houden en geduld hebben.”
Iedereen verdient een veilig thuis
Er zijn helaas miljoenen mensen in de wereld die hun huis en haard noodgedwongen moeten verlaten. Wereldwijd runt het Rode Kruis tal van opvanglocaties voor mensen op de vlucht. Sinds 2022 doen we dat ook in Nederland. Verspreid door het land beheren we locaties in samenwerking met gemeenten of het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), de organisatie die verantwoordelijk is voor de opvang van mensen op de vlucht. Dit doen we bijvoorbeeld ook in Goirle en Emmeloord. Zo bieden we vluchtelingen en migranten een tijdelijk thuis.