Piep, piep. Een sms van het Internationale Rode Kruis. In het bericht staat dat we morgenochtend om 6:30 met onze koffers klaar moeten staan om te vertrekken. Ondertussen horen we de bombardementen doorgaan. Het is de tweede dag dat we een poging doen het land te verlaten. Gisteren was het te onveilig.
Door Merlijn Stoffels
‘s Ochtends vroeg worden we gewekt. Er is groen licht om te vertrekken. De media blijven ons bellen, maar we besluiten om geen journalist meer te woord te staan totdat we veilig zijn geland in Djibouti vanwaar we naar Nederland zullen vliegen.
Kogelgaten en strijders
Dan is het ineens zover. De auto’s staan klaar. Zouden we dan echt kunnen vertrekken? We lopen snel naar de binnenplaats. Er worden Rode Kruis-vlaggen op de auto’s gezet zodat we duidelijk herkenbaar zijn. De poort gaat open. Mijn hart klopt in mijn keel.
Voor het eerst zien we wat er buiten aan de hand is na dagenlang opgesloten te hebben gezeten in een schuilkelder. Een paar dagen geleden was dit nog een levendige straat met winkeltjes. Nu zitten de huizen vol kogelgaten, hier en daar staan gewapende strijders en de wegen zijn provisorisch afgesloten zodat er niemand in of uit kan. Het is een oorlogsgebied geworden; desolaat, met een grimmige sfeer.
Tank voor de deur
Al na een paar straten verlaten we het gebied waar zwaar gevochten wordt. Er komt een rust over me heen. Ik sms mijn partner dat we onderweg zijn. Dit zijn voor hem en mijn familie heftige dagen. Ze leven intens mee. Keer op keer verzeker ik ze dat ik op een relatief veilige plek zit en alle vertrouwen heb in de mensen van het Internationale Rode Kruis, die gewend zijn om in oorlogsgebieden te werken.
We naderen de luchthaven. Die is zwaar bewapend en er staat een tank voor de deur. Eenmaal aangekomen geven we onze lokale telefoons af. Het hoofd van de delegatie is zichtbaar geëmotioneerd.
Op hem ligt de zware verantwoordelijkheid om de veiligheid van de hulpverleners zoveel mogelijk te kunnen garanderen, maar ook te zorgen dat de levensreddende hulpverlening doorgaat. Ik heb enorm respect voor hem en zijn team.
Geen kant op
Eenmaal door de douane zien we het Rode Kruis-vliegtuig al staan. Als we opstijgen gaat er een zucht van verlichting door het toestel. We zijn de oorlog ontvlucht.
Wij wel, maar andere hulpverleners blijven achter en de bevolking kan geen kant op. Zij zijn de slachtoffers van deze afschuwelijke oorlog. Ik hoop dat de wereld wakker wordt en zich wat aantrekt van het lot van deze enorm gastvrije bevolking.